Op 29 maart 2026 opent in het Dordrechts Museum de tentoonstelling De Scheffer 2026, onderdeel van de tweejaarlijkse nationale kunstprijs van de Vereniging Dordrechts Museum. Uit maar liefst 65 inzendingen selecteerde de jury drie schilders met een uitgesproken en eigenzinnige signatuur: Faria van Creij-Callender, Ricardo van Eyk en Lorian Gwynn. Zij zijn genomineerd voor deze prestigieuze prijs. Vanaf 29 maart 2026 is het werk van de drie genomineerden te zien in een gezamenlijke tentoonstelling in het Dordrechts Museum. Tijdens de feestelijke opening wordt tevens de winnaar van De Scheffer 2026 bekendgemaakt. Aan de prijs is een aankoopbudget van €10.000 verbonden, waarmee de Vereniging Dordrechts Museum een kunstwerk van de winnaar zal aankopen.
De Schefferprijs
2026
Over de Schefferprijs
Kunstprijs De Scheffer wordt mogelijk gemaakt door het Schefferfonds, opgericht met legaten van de schilder Ary Scheffer (Dordrecht 1795 – Argenteuil 1858) en zijn familie. Het was Scheffers wens via deze prijs jonge kunstenaars en vernieuwing in de schilderkunst te stimuleren. De prijs is eerder toegekend aan onder anderen Abul Hisham (2024), Niek Hendrix (2022), Susanna Inglada (2019) en Raquel van Haver (2017).
Faria van Creij-Callender (Amsterdam,1998) schildert met heldere kleuren een magisch-realistische wereld, waarin de grote thema’s van identiteit en culturele cross-overs op intieme wijze worden verbeeld. Vrouwelijke figuren poseren rond het huis, aan tafel of in een malse, groene tuin. Heel mooi is het spel met doorkijkjes via geopende ramen, schilderijen aan de muur, spiegels en medaillons. Via deze doorkijkjes speelt Van Creij-Callender zowel met de schilderkunst zelf, als venster op de wereld, als met dromen, herinneringen, familiegeschiedenis en verlangens. Ze betovert met een heel eigen mythologie.’
Ricardo van Eyk (Utrecht,1993) laat in zijn schilderijen een indrukwekkende experimenteerdrang zien; hij brengt uiteenlopende materialen en technieken in stelling, inclusief meubelvernis, parketlak en voorzethorren. Met slijptollen trekt hij diepe sporen in het oppervlak. Het terugkerende raster in zijn werk roept associaties op met weloverwogen stedenplanning, wegennetwerken en gevels van flatgebouwen. Maar het is ook een bijzondere vorm van geometrische abstractie, met een zilverachtige uitstraling. Door fijnmazig gaas op te spannen, ontstaat een schemerig patroon van licht en schaduw, dat deze stoere schilderijen een delicaat aura verleent.
Lorian Gwynn (Utrecht, 2001) voert in haar lichtgevende schilderijen een theater op van illusies. Het doek wordt bevolkt door figuren die elkaar verdringen als op een rokerig feest. Soms staat een kamer daadwerkelijk in vuur en vlam. De kleuren zijn even giftig als gedurfd. Adembenemend. De samenkomst of eenzaamheid van Gwynns figuren heeft een psychologische dimensie; gezichten lossen op in flarden, een chaotische gelaagdheid vol geestverschijningen. Tegelijk is dit werk een ode aan de materie van de schilderkunst, die een eigen leven leidt, vol druipende vlekken en sporen van verf.