Historisch veld
Een poëtische reflectie op het werk van Umar Rashid door schrijver Simone Atangana Bekono.
in een ander leven
was ik voetvolk, muilezel, soldaat, wasvrouw
was ik rebels en werd gestraft
ik was een leerling van een filosoof
kind van een moedig ras
ik was thuis in het bos dat doorkliefd werd door water
dat een enkeling angstig betrad
op zoek naar geliefden, rijkdom, parels
waanzinnig werden ze van de stroom
dachten dat de boot hen naar de duivel dreef
bosgeest die mijn goddelijke orde was
ik was een boom met slangen als takken
bliksem als haren, messen als manen
ik stond majestueus, eeuwenoud, oer en midden in het bos
hoog en omringd werd ik door zon
sliep met mijn jachtmes onder mijn jas
sliep gevaarlijk in de holle bast
een geheim
een bron
in een ander leven
was ik koning op een hoge troon, een tiran
over mij gingen verhalen rond
ik zou machtsbelust zijn, grof en gulzig, seksverslaafd
lui ook, nergens kwam wat van
was ik wel mens, vroeg men zich af
zo beestachtig spartelde ik in mijn eigen modder
liet mensen verhongeren voor de lol
aan mijn eettafels bloedden gasten dood
ik sloot me soms maandenlang op
liet medicatie staan, kwam mijn bed niet uit
tekende angstdromen op papyrusrollen
versneed ze, at ze op
wanhopig probeerden lakeien mijn heilig lichaam te wassen
mijn lichaam dat hen door god gegeven was
voor kwaad te behoeden
toegewijd knielden ze als muizen aan mijn voeten
kusten de korsten van mijn nagels af
maar ik wilde omhuld door vuil en aarde zijn ik wilde
olie op mijn blote schouders
ik wilde zout water in mijn open wonden sneeuw eten voor de dorst
vlees gekneed bot gebroken
mezelf beklimmen en onttronen ik wilde schorem zijn
deed niets dan dagdromen
ik werd een koning omdat ik dat besloten had
*
als een piraat sneed ik mij naar boven
en toen ik boven was, me verveelde, eenzaam en verzadigd was
schoongespoeld en afgespoten
verliet ik naakt mijn angstig volk
zoals alleen een vorst dat kan
in een ander leven
was ik een boer een koopman een slinkse danseres
ik dronk palmwijn met mijn meisjes
schoot steegjes in en uit in een overspoelde stad
aan peper, goud en drugsfanaten
vertelde ik vele verhalen
ik kon niet lezen, schrijven
werd verguisd vergeten genegeerd en toch
ik vormde geschiedenis brak de lijn en dwong ‘m rond
ik deed dat met mijn open mond
in een ander leven sprak ik goden
zag ze stampen door de achterbuurt
bergbeklimmers, rivierwassers
ik zag ze zilveren kogels in geweren drukken
met een glimlach een glimmende lach
ik heb ze aangekeken vastgepakt
ik kuste ze wakker en bij zinnen
ik heb ze bij hun naam genoemd
mij hebben ze bedankt
in een ander leven ging het me goed af
ik begreep het koord waarop ik danste
dat ging veel beter dan nu
mijn minnaren en minnaressen
waren elkaars beste vrienden
deelden bedden borden schoenen
stemden outfits op elkaar af
ik kocht een bed voor mijn moeder
met gordijnen om het frame, het was een goede tijd
de zon stond altijd laag
vogels floten wild
geen bloem werd vergeten door de bij
everzwijnen meldden zich vrijwillig aan als offer
van hun slagtanden maakten we dromenvangers
die hingen voor het open raam
als dat niet hielp bleven we samen wakker
we werkten hard
en sliepen diep
en neurieden gefocust
als het oogsttijd was
*
iedereen had elkaar nodig
slachting en verdeling
we aten alles, zelfs de haren
niemand kwam iets tekort
ik geloof in het bos
waar men verdwaald in raakt en niemand uitkomt
ik geloof ook in de stad
ik geloof in akkers en steppes, geloof heilig in zandbakken
maar waar zijn de landschappen waar ik van droom?
waar zijn de gebouwen
en ruïnes van gebouwen
soms ruik ik hun geur in de resten in het stof
hoor ik je naam in een vallend blad
soms hoor ik oude talen
maar ik zie nooit de herkomst
wortel van een oude droom
als een woord een penseelstreek is
is het portret dan een roman
zijn de krijgspatronen
tatoeages dan en wie is verantwoordelijk
voor al mijn tijgerstrepen
de littekens op mijn arm
wie ben ik als jij mijn naam uitspelt op je gestolen canvas
in een ander leven was ik iemand
maar wie ben ik hier dan?
ik probeer je te vertellen dat ik iemand ben of was
net zoals mijn vader
moeder grootvader oudtante
ik wil niet genoemd worden
geef me je tong geef me
geef me een vingertop een tong
ik schrijf me zelf op tegen je wang
leg kaarten grijp mijn lot bij de strot
keer de schildpad op de bolling van zijn schild
en draai hem rond
ik zeg je dat ik iemand was
ik iemand was
ik zit hier met de rekening
zwart op wit in mijn handen
leef al jaren op rantsoen
mediteer elke dag
heb pistolen afgevuurd
op doel geschoten
en dit leven dan, dit leven?
ik ben niet van plan te sterven
(knoop dat in je oren)
als ik dorst heb drink ik, al is het bloed
alles smaakt voor mij naar wijn
ik ben van plan te leven
te leven met een volle buik
waar ik de wereld op kan tekenen
en de wereld die ik baarde, ik trok haar van tussen mijn benen
ik zal op mijn rug liggen met mijn navel naar de zon
ik baarde de wereld en kreeg daar mijn tong voor terug
ik heb mijn tanden in mijn lot gezet
nooit geef ik op
ik doe mijn lippenstift op
verf mijn handpalm blauw en druk die op mijn borst
ik maak me klaar
dus jij ook
ik heb geduld in dit leven
ik leef al jaren op rantsoen